Concert: ’Chiaroscuro’
Datum: Vrijdag 17 oktober 2025
Aanvang: 20:00 uur, deuren open vanaf 19:30 uur
Locatie: Grote Kerk, Wageningen
Tickets: € 25 / € 15
Koop je tickets hier!

Chiaroscuro

Het thema van dit programma is “chiaroscuro” — het spel van licht en donker. Vanavond maken we een muzikale reis van de duisternis naar het licht. Voor de pauze klinken werken die op een bijzondere manier omgaan met het verklanken van donkere kleuren en kwetsbaarheid, maar ook een boodschap dragen die vandaag nog steeds actueel is. Zo verkent Saariaho in Changing Light de fragiliteit van het menselijk bestaan, terwijl Sjostakovitsj zijn Achtste Strijkkwartet opdroeg “aan de slachtoffers van fascisme en oorlog”. Na de pauze keren we ons naar het licht. Het programma eindigt met het jeugdig stralende Strijkoctet van Mendelssohn: een uitbarsting van energie en levenslust, waarin hoopvolle klanken blijven resoneren — nu, en in de toekomst.

Programma

Kaija Saariaho (1952-2023)Changing Light

Noëlle Drost – sopraan
Charlotte Spruit – viool

Eugène Ysaÿe (1858-1931) – Poème Élégiaque, op. 12

Ruslan Talas – viool
Michel Xie – piano

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) – Strijkkwartet nr. 8 in C mineur op. 110

Fontana Kwartet:
Mara Mostert – viool
Caspar Bellamy – viool
Elin Haver – altviool
Isaac Lottman – cello

– pauze –

Gabriel Fauré (1845-1924) uit La Bonne Chanson op. 61:
Nr. 2 Puisque l’aube grandit
Nr. 3 La lune blanche luit dans les bois
Nr. 6 Avant que tu ne t’en ailles
Nr. 9 L’hiver a cessé

Noëlle Drost – sopraan
Fontana Kwartet – strijkkwartet
Michel Xie – piano

Felix Mendelssohn (1809-1847) – Strijkoctet in Es majeur op. 20

Charlotte Spruit – viool
Ruslan Talas – viool

Mara Mostert – viool
Caspar Bellamy – viool
José Nunes – altiviool
Elin Haver – altviool
Joel Siepmann – cello
Isaac Lottman – cello

Toelichting

De Finse componiste Kaija Saariaho stond bekend om haar unieke klanktaal, vaak geworteld in beelden van licht en natuur. Changing Light schreef zij voor een bijzondere combinatie: zang en viool. Twee stemmen die soms naadloos versmelten, maar elkaar ook tegenspreken of uitdagen. De tekst legt steeds contrasten naast elkaar: “light and darkness, night and day”. Het resultaat is een intieme, bijna spirituele vertelling over de kwetsbaarheid én de veerkracht van het menselijk bestaan.

Eugène Ysaÿe past in zijn Poème Élégiaque een bijzondere techniek toe: scordatura, waarbij de G-snaar van de viool een hele toon lager wordt gestemd. Dit geeft de muziek een diepere resonantie en een donkerder kleur. Het werk is opgedragen aan Gabriel Fauré als eerbetoon aan hun hechte band. Met dit stuk introduceerde Ysaÿe bovendien een nieuw genre: de poème — een vorm die geen strikte structuur vereist, maar ruimte biedt voor vrije, emotionele expressie. Ysaÿe omschreef het zelf treffend: “The poème weeps and sings; it is shadow and light, and has a changing prism.”

Het Strijkkwartet nr. 8 van Dmitri Sjostakovitsj is wellicht zijn bekendste kamermuziekwerk. Hij componeerde het in 1960, tijdens een verblijf in het door bombardementen verwoeste Dresden. In slechts drie dagen schreef hij het kwartet, als een intense, persoonlijke reactie op de verwoesting die hij om zich heen zag. Hij droeg het stuk op “aan de slachtoffers van fascisme en oorlog”. Het centrale DSCH-motief — de noten D–Es–C–H, afgeleid van zijn initialen — weeft zich door alle vijf delen en maakt van het kwartet een muzikaal zelfportret, waarin herinnering, rouw en verzet samenkomen.

Met Gabriel Fauré’s La Bonne Chanson maken we de overgang naar het licht. In deze liederencyclus verweeft Fauré hoopvolle melodieën met momenten van weemoed en verlangen. De cyclus culmineert in het stralende slotlied “L’hiver a cessé”, waarin de koude duisternis definitief wordt overwonnen. Fauré droeg het werk op aan een jonge zangeres, met wie hij destijds een relatie onderhield. Zo wordt La Bonne Chanson naast een liederencyclus ook een intiem liefdesportret.

We sluiten het concert af met het Strijkoctet van Felix Mendelssohn. Hij componeerde dit meesterwerk in 1825, toen hij pas zestien jaar oud was, en was daarmee een van de eersten die speciaal voor acht strijkers schreef. In de partituur noteerde Mendelssohn zelf “Dit octet moet door alle instrumenten in de stijl van een symfonie worden gespeeld.”. Op sommige momenten klinkt het Octet dan ook als een groots orkest, terwijl het moeiteloos terugschakelt naar de intimiteit van kamermuziek. Het resultaat is een werk vol levenskracht en frisheid, waarin Mendelssohns jeugdig enthousiasme én zijn vaardigheden als componist al duidelijk hoorbaar zijn.